Shuhari - interview II

 

Shuhari - interview II

Met T.K. Chiba, door I. Shibata

Dit is het tweede interview over Shuhari en een vervolg op het eerdere artikelen van Chiba Sensei (1940-2015): "Structuur van Shuhari en de invloed van Shoshin" en "Shuhari - interview I". Chiba Sensei gaf les in Engeland en Europa, en later in de VS, waar hij in 2000 een eigen organisatie Birankai stichtte voor de vele studenten die hij had verzameld. 

 

 

Shibata: Hoe ontwikkelen we een gezond Shu-Ha-Ri concept? Als ik bijvoorbeeld naar de symfonieën van Beethoven luister, dan herken ik iets dat op de stadia van Shu-Ha-Ri lijkt. Symfonie nr. 1 en 2 zijn Shu; ze worden sterk beïnvloed door Haydn en Mozart. De nummers 3 tot en met 8 zijn in Beethovens eigen stijl, dit is te vergelijken met Ha. Nr. 9 is Ri, de uitdrukking van het intense religieuze gevoel van een ontmoeting tussen God en de mens. De Negende Symfonie heeft het kader van de muziek vergaand overtroffen. Echter, de Westerse samenleving heeft geen duidelijk, gestructureerd concept als Shu-Ha-Ri. Toch heb ik het idee dat er mensen zijn die deze stappen hebben doorlopen. Ik denk dat het belangrijk is om de overgangen en de relaties tussen elke stap zorgvuldig te bestuderen, aangezien Ri bestaat vanwege Ha en Ha vanwege Shu.

Chiba: Veel leden reageerden direct op het artikel en het interview over de structuur van Shu-Ha-Ri, en de invloed van Shoshin, of ‘beginnersmind’. Natuurlijk was het een reactie op de verplichte opstelvraag over het artikel voor de Yudansha examens op het zomerkamp van 1990, maar ik voelde me ook gerustgesteld doordat ik ook veel andere reacties ontving. Ik ontdekte met belangstelling dat er in Westerse culturen concepten bestaan die vergelijkbaar zijn met de Shu-Ha-Ri stadia.

Ik schrijf over Shu-Ha-Ri om leerlingen te helpen begrijpen waar ze zich bevinden als het gaat om de ontwikkelingsstadia in hun training. Door ‘ogen’ te ontwikkelen waarmee ze kunnen zien in welke fase ze zich bevinden, wil ik dat ze begrijpen welke richting ze in moeten slaan in hun toekomstige training. Als ze dit begrijpen dan kunnen ze misschien hun energie beter richten.

Ik zie een trend waarbij studenten richtingloos zijn in hun trainen. Dit betekent vaak dat ze stoppen zich verder te ontwikkelen. Het is een serieus probleem, met name onder de leerlingen met een hoge dangraad, en het heeft meer aandacht nodig. In de Verenigde Staten, waar er geen Budo, of ‘gevechtskunst’ traditie is, hebben mensen met 4e of 5e dan niveau, wat met fysieke kracht en technische vaardigheid haalbaar is, de neiging om te stoppen met groeien. Dit heeft veel te maken met leeftijd. Als je begint te trainen op je 20e, en het ongeveer 15 tot 20 jaar duurt om je 4e of 5e dan te bereiken, dan zijn de meeste van de leerlingen rond hun 40e. We bereiken het hoogtepunt van onze fysieke kracht met 40, en beginnen die dan te verliezen. Als een leerling uitsluitend op zijn of haar fysieke kracht heeft vertrouwd in zijn training, is dit het punt waar de vooruitgang zal stoppen. Wat moet er dan gebeuren? Het is belangrijk om op dit punt iets te zoeken dat de fysieke kracht te boven gaat en de techniek overstijgt. We moeten ons richten op deze uitdaging en op zoek gaan naar de ware richting. Dit is een kwestie van fundamentele groei. Het resoneert diep met het essentiële probleem van het bestaan: Hoe te leven (of te sterven).

Je zei dat "Ri bestaat vanwege Ha, en Ha bestaat vanwege Shu" en dat het belangrijk is om de overgangen en relaties tussen elke stap te bestuderen. Ik wil het belang van Shu als ontwikkelingsstadium bespreken door haar sterke relatie met de invloed van Shoshin te benadrukken. Shu en Shoshin hebben dezelfde betekenis: ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Door Shoshin is het voor ons mogelijk om grondig van Shu te leren. Hoe diepgaander het leren tijdens Shu, hoe groter de sprong naar de vervolgstap, Ha. Shu bestaat ook binnen Ha en Ri. Ik drukte dit uit als ‘de invloed van Shoshin’, omdat ik bang was dat lezers Shu-Ha-Ri ten onrechte mechanisch zouden kunnen begrijpen als aparte treden, alsof we een trap op gaan.[1] Ik zei dat de ogen het verleden ‘zien’, of wat er achter ons ligt, wat groei verzekert. Echte groei betekent niet alleen het beklimmen van de treden. We moeten ook in staat zijn om onze perceptie doortastend en moedig om te buigen, zodat we te allen tijde een trede terug kunnen gaan.

Het is van vitaal belang dat het moment rijp is wanneer je van de ene stap naar de andere overgaat. Er gebeurt niets als de tijd niet rijp is. De overgang op het verkeerde moment maken, is onjuist en kunstmatig. We zullen nooit in staat zijn de ware kracht te verkrijgen die in de ontwikkeling van een natuurlijke overgang ligt. Op het moment van rijping kan men correct In, of ‘oorzaak’ trainen. Door correct In uit te voeren, kan men ware Ga, of ‘effect’ overdragen en ontwikkelen. Naar effect zoeken zonder oorzaak is zoals proberen een appel te krijgen door de appelboom te kappen. De levenskracht die een mens van nature heeft (een appel in het geval van een appelboom) en hoe het leven bloeit zijn vragen die in verschillende domeinen liggen.

Boeddhisten zeggen "Alles in het universum heeft de Boeddha-natuur.” Maar het betekent niet noodzakelijk dat alles in de wereld Boeddha is. Om onze oorspronkelijke Boeddha-natuur te laten bloeien, is het essentieel om de juiste training voort te zetten (In). Om In te trainen, moeten we de juiste meester tegenkomen. Dat is de beslissende factor in het Shu-stadium van je opleiding.

Ik heb te veel woorden gebruikt om dit concept te beschrijven. Maar zoals je weet, gebruiken we in Japan niet zulke lange zinnen. We zouden eenvoudigweg zeggen: "Als Shoshin niet correct is, zullen alle inspanningen (om de Weg te bereiken) tevergeefs zijn" of "Als je niet de juiste meester tegenkomt, is het beter om helemaal niet met de training te beginnen". Met een paar woorden gaan we in op de essentie van deze ingewikkelde en moeilijke zaken.

Ik vond jouw analogie van Beethovens symfonieën nr. 1 tot en met nr. 9, door ze te linken aan de ontwikkelingsstadia van Shu-Ha-Ri, zeer interessant. Ik ken een boeddhistische monnik die in Japan bekend staat als een ‘verborgen Beethoven geleerde’. Hij wijst erop dat de overgangsontwikkeling van Beethovens symfonieën vergelijkbaar is met die van Boeddha's leven. Ik heb de symfonieën nr. 1 tot en met nr. 9, meteen helemaal beluisterd en ik ben het met hem eens. De grondtoon van Beethovens muziek spreekt van menselijk lijden, worsteling en vreugde en lijkt mij identiek aan het dramatische leven van Boeddha.

Shibata: Ik denk dat Shu de belangrijkste stap is in Shu-Ha-Ri. In Shu oefenen we door het herhalen van de vormen die we zien. De eerste ervaring is daarom deze daad van ‘zien’. Japanners lijken over deze ‘manier van kijken’ te beschikken vanuit de basiskennis van Budo die ze in onze culturele omgeving van jongs af aan hebben opgedaan. Ik denk dat we niet alleen getraind zijn om met onze ogen te 'kijken', maar met ons hele lichaam. We hechten veel belang aan onze Kansei, of ‘gevoel’, niet aan mentale kennis. Hoe kunnen we Amerikaanse leerlingen dit laten begrijpen?

Ik denk dat we iets moeten 'zien' en voelen als we Kata (of techniek), getoond door onze meester, ‘zien’. Hoe ‘zien’ we de Kata? Kijken we naar details, zoals de bewegingen van handen en voeten, of naar de totale stroom van beweging? Of moet je maar doelloos naar Kata kijken? Als ik naar muziek luister, luister ik naar elke noot op elk moment. Echter, aan het eind heb ik naar de muziek als geheel geluisterd.

Chiba: Ik denk dat je vraag, "Hoe zien we beweging?" een grote zorg voor leraren is. Het is nogal een hoofdbreker als we lesgeven. Het probleem is dat, hoewel er individuele verschillen zijn, Amerikaanse leerlingen over het algemeen niet erg goed zijn in Mitori Geiko, of ‘training door waarneming’. Ze kunnen Waza, of ‘techniek’, niet van ons stelen. Daarom berispen en bekritiseren we onze studenten. Maar als ik er goed over nadenk, is perceptie hetzelfde als smaak, tastzin, gehoor en kleurgevoel. Alle zijn sterk beïnvloed door de omgeving, cultuur, traditie en de gewoontes waarmee je bent opgegroeid.

Om een techniek te stelen, moet je in staat zijn fenomenen te ‘zien’ zoals ze zijn, in de vorm en de gedaante die ze hebben. En om dit te doen, moet de student beschikken over tegenwoordigheid van geest, een heldere blik en het vermogen zich goed te kunnen concentreren. Vervolgens moet hij of zij in staat zijn om ‘essentie te lezen’ (waarin idee [wil], orde, systeem en structuur zijn vervat), die bestaat achter de verschijning van gedaante en vorm. Wat nodig is bij dit vermogen is, in principe, verbeelding of intuïtie. Dit soort vermogen kan worden bereikt door middel van training. Miyamoto Musashi schreef in het boek Vijf Ringen dat een fenomeen te zien zoals het zich aandient Ken no me is, of ‘ogen om mee te zien’, en de ogen die door de vorm heen kijken om de essentie achter de dingen te zien Kan no me is, of ‘ogen om te doorzien’, dat op een hoger niveau is geplaatst dan ‘ogen om te zien’. Dit is inderdaad een diepe bevinding.

Er zijn veel verschillende manieren van waarnemen:

1. De dingen collectief en totaal zien ... lees verder >


[1] Structure of Shu-Ha-Ri, and the penetration of Shoshin. Uit: Sansho, Aikido Journal of the USAF Western Region, 6 (2) 1989. Zie ook voor NL vert op deze site: https://aikido-amsterdam.nl/wat-is-aikido/achtergrond/artikelen/shuhari-en-shoshin.

 

 download  Shuhari - interview II

 

 

Foto: https://aikidosphere.com/chiba-sensei-s-profile



Deze pagina delen


© Aikikai Aikido Amsterdam aaa@aikido-amsterdam.nl     Website door Creapolis Media

Menu